Onderwijskundige uitdagingen op Aruba

 

Written by Fenna Eelkema

The Flag of Aruba.

Aruba is een van de zes Caribische eilanden die deel uitmaken van het Koninkrijk der Nederlanden. Het eiland heeft 100 duizend inwoners die zichzelf identificeren als meertalige individuen die leven in een meertalige samenleving. De meerderheid van de bevolking spreekt de lokale taal, Papiamento, als moedertaal. Toch is het Nederlands sinds 1636 de officiële en dominante taal in administratieve en onderwijssystemen. Deze vertakking is te wijten aan het feit dat de koloniale autoriteiten gedurende 360 jaar kolonialisme het idee voorstonden dat iedereen in de Nederlandse koloniën Nederlands moest spreken. Pas in 2003 heeft de Arubaanse overheid zowel Nederlands als Papiamento wettelijk erkend als officiële talen voor Aruba. Daarnaast zijn door migratie, toerisme, de invloed van sociale media en de ligging van Aruba (voor de kust van Venezuela), wereldtalen als Engels en Spaans ook belangrijke onderdelen geworden van de taalkunde van het eiland. Hierdoor kan de taalsituatie op Aruba erg complex zijn, aangezien de vier dominante talen – Papiamento, Engels, Nederlands en Spaans – allemaal een rol spelen in de dagelijkse communicatie van individuen. Volgens de cijfers van de volkstelling (2020) heeft het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) vastgesteld dat de meerderheid van de bevolking van Aruba (92%) thuis Papiamento spreekt, gevolgd door Engels (15%), Spaans (14%) en tot slot Nederlands (10%).

 

Het onderwijssysteem van Aruba

Het onderwijssysteem van Aruba wordt gekenmerkt door zijn uitgebreide structuur en toewijding aan kwaliteitsonderwijs. Het onderwijssysteem op Aruba is gebaseerd op het onderwijsmodel dat in Nederland wordt gebruikt. Onderwijs is verplicht voor kinderen van 4 tot 16 jaar. Kinderen beginnen op hun vierde met de kleuterschool. Als ze zes zijn, gaan ze naar het basisonderwijs voor kinderen, en als de kinderen twaalf zijn, gaan ze naar het beroepsonderwijs, dat 4 jaar duurt, of ze gaan naar het algemeen voortgezet onderwijs, dat tussen de 4 en 6 jaar duurt. Algemeen Voortgezet onderwijs bereidt leerlingen voor op hoger onderwijs, terwijl beroepsonderwijs de nadruk legt op praktische vaardigheden en hen voorbereidt op de arbeidsmarkt.

Tot de leeftijd van 10 jaar was de dominante taal in het onderwijs Papiaments gemengd met wat Nederlands; daarna wordt het Nederlands de dominante taal gemengd met wat Papiaments. Om precies te zijn, bijna al het voortgezet onderwijs wordt in het Nederlands gegeven, behalve één sector, die volledig in het Papiaments wordt onderwezen.

 

Taal

Aruba wordt geconfronteerd met een unieke taaluitdaging in haar onderwijssysteem. Terwijl het merendeel van het onderwijs in het Nederlands wordt gegeven, is de meest gesproken taal thuis het Papiamento. De dominantie van het Papiamento thuis draagt bij aan een lagere beheersing van het Nederlands, een cruciale taal voor academisch succes op Aruba. Slechts 10% van de studenten spreekt thuis Nederlands; veel studenten hebben dus geen voorkennis van het Nederlands wanneer ze op school beginnen. Deze taalkundige ongelijkheid vormt een belangrijk obstakel voor veel studenten. Zich uitdrukken en hun kennis in het Nederlands demonstreren wordt een uitdaging, wat leidt tot gemiste kansen en belemmeringen in hun academische vooruitgang. Daarnaast is het duidelijk dat Nederlands niet de voorkeurstaal is voor alledaagse communicatie en dat er, buiten de academische wereld, minimale noodzaak is voor de Nederlandse taal. Uit een enquête die op Aruba werd gehouden bleek dat de meeste mensen geen positieve gevoelens hebben ten opzichte van de Nederlandse taal of cultuur. Deze negatieve perceptie kan studenten verder ontmoedigen om zich met de taal bezig te houden, waardoor de taalbarrière groter wordt.

Op Aruba wordt academisch succes vaak gecorreleerd aan iemands vermogen om ideeën vloeiend in het Nederlands uit te drukken in plaats van aan feitelijke vakkennis. Dit benadeelt studenten die moeite hebben met het Nederlands nog meer, omdat hun ware potentieel niet de juiste erkenning krijgt. De slaagpercentages weerspiegelen dit probleem: slechts één sector van het secundair onderwijs haalt consequent slaagpercentages van 75% of hoger; toevallig is dit de enige sector van het secundair onderwijs die in het Papiaments wordt onderwezen. Hieruit blijkt eens te meer de impact van taal op academische resultaten.

Lesgeven in voornamelijk het Nederlands brengt uitdagingen met zich mee vanwege het beperkte begrip van leerlingen en mogelijk de taalvaardigheid van docenten. Effectieve communicatie en leren kunnen worden belemmerd. Daarnaast moeten Arubaanse studenten dezelfde examens afleggen als studenten in Nederland, maar door de taalbarrière zijn de Arubaanse studenten in het nadeel, waardoor hun kansen om te slagen en af te studeren afnemen.

In het algemeen vereist de taaluitdaging van Aruba in het onderwijs proactieve maatregelen om ervoor te zorgen dat alle studenten gelijke kansen hebben om te slagen. Een gebalanceerde aanpak is noodzakelijk om het Nederlands efficiënt naast het Papiaments te integreren. Door deze balans te vinden kunnen studenten academisch excelleren terwijl de culturele en taalkundige betekenis van het Papiaments behouden blijft.

Students from the International School of Aruba. Photo by Laura de Kwant.

Brain drain

Aruba is een klein eiland en daardoor zijn de mogelijkheden beperkt. Hoewel de overheid twee instellingen voor hoger onderwijs subsidieert, het Instituto Pedagogico Arubano en de Universiteit van Aruba, die diverse bachelor- en masteropleidingen aanbieden, blijven de mogelijkheden relatief beperkt in vergelijking met grotere landen. Daarom hebben veel studenten die verder willen studeren na het afronden van hun middelbare schoolopleiding maar een beperkte keuze. Om hun academische horizon te verbreden, kiezen een groot aantal Arubaanse studenten ervoor om in het buitenland te studeren, zoals Nederland, de Verenigde Staten en Spaanstalige landen, waar er een grotere verscheidenheid aan studies is om uit te kiezen.

Het gevolg van deze trend is echter dat niet alle studenten terugkeren naar Aruba na het afronden van hun studie in het buitenland. Uit een onderzoek dat in 2011 werd uitgevoerd onder Arubaanse studenten die in Nederland studeerden bleek dat slechts 50% van de respondenten van plan was om binnen vijf jaar na afronding van hun studie terug te keren naar Aruba. Verschillende factoren dragen bij aan de beslissing van studenten om in het buitenland te blijven. Een belangrijke reden is het werkgelegenheidslandschap op Aruba, dat sterk gedomineerd wordt door de toerisme-industrie, die meer dan 80% van het BBP (bruto binnenlands product) produceert. Terwijl deze sectoren waardevolle mogelijkheden bieden voor veel mensen, zijn de vooruitzichten voor werkgelegenheid op sommige andere gebieden beperkt. Als gevolg hiervan zijn mensen genoodzaakt om werk te zoeken in landen waar een meer divers scala aan industrieën beter aansluit bij hun opleiding en expertise.

Dit wordt braindrain genoemd, oftewel de emigratie van hoogopgeleide mensen op zoek naar betere kansen in het buitenland. Om dit probleem van braindrain aan te pakken en getalenteerde mensen aan te moedigen om terug te keren naar Aruba, heeft de regering van Aruba beleid geïmplementeerd om mensen aan te moedigen om terug te komen na hun studie, zoals het geven van korting op de schulden van studenten als ze terugkeren na het behalen van hun diploma.

 

Conclusie

Samenvattend, Aruba is erg goed bezig met het creëren van onderwijs van hoge kwaliteit en heeft over het algemeen, niet veel onderwijskundige uitdagingen. De belangrijkste uitdaging komt voornamelijk voort uit de unieke linguïstische situatie op Aruba. De meertalige samenleving van Aruba, met Papiamento als de dominante taal thuis, zorgt voor obstakels bij het onderwijzen en leren van Nederlands, de meest gebruikte taal in administratie en onderwijs. Deze taalbarrière belemmert academische vooruitgang en erkenning van het ware potentieel van studenten, wat uiteindelijk van invloed is op het afstudeerpercentage en de algehele onderwijsresultaten.

Om dit probleem aan te pakken is een gebalanceerde aanpak cruciaal, die tweetaligheid benadrukt en de culturele en linguïstische betekenis van zowel het Papiaments als het Nederlands erkent. Door het bevorderen van een ondersteunende en inclusieve omgeving kan het onderwijssysteem van Aruba studenten beter toerusten voor academisch succes terwijl hun culturele identiteit behouden blijft.

De andere uitdaging voor het onderwijs op Aruba is dat, vanwege de kleine omvang en beperkte mogelijkheden, veel studenten hoger onderwijs en betere vooruitzichten op werk in het buitenland zoeken. Dit fenomeen leidt tot de emigratie van individuen die hoog opgeleid zijn, waardoor het eiland mogelijk beroofd wordt van sommige individuen met waardevol talent en expertise.

Om braindrain tegen te gaan heeft de overheid van Aruba beleid geïmplementeerd om de terugkeer van geschoolde individuen aan te moedigen door het aanbieden van stimuleringsmaatregelen zoals schuldkortingen voor terugkerende studenten. Er zijn echter duurzame inspanningen nodig om een meer diverse lokale arbeidsmarkt te creëren die ruimte biedt aan de verschillende vaardigheden die afgestudeerden die terugkeren kunnen hebben.

Concluderend, het aanpakken van de onderwijsuitdagingen in Aruba vereist een veelzijdige aanpak die prioriteit geeft aan taalintegratie, cultureel behoud en initiatieven om geschoolde individuen terug naar Aruba te trekken.

 

Bibliografie

Nuffic (2015) Education system: Aruba, described and compared with the Dutch system. Retrieved from https://www.nuffic.nl/sites/default/files/2020-08/education-system-aruba.pdf.

Lo-Fo-Sang, K. (2022) The current context of the language of instruction in Aruban Education. Utrecht University. Retrieved from https://studenttheses.uu.nl/bitstream/handle/20.500.12932/42633/The Current Context of the Language of Instruction in Aruban Education – Master Thesis – Kristi Lo-Fo-Sang.pdf?sequence=1.

Upegui, J. (2011) Return Migration of Aruban Students. Tilburg University. Retrieved from http://arno.uvt.nl/show.cgi?fid=116259.

Van Dalen, H. Upegui, J. (2011) Aruba volgt heilloze weg om studenten terug te lokken. MeJudice. Retrieved from https://www.mejudice.nl/artikelen/detail/aruba-volgt-heilloze-weg-om-studenten-terug-te-lokken.

Van der Linden, A. (2017) Language Planning: Education in Aruba. Radboud universiteit Nijmegen. Retrieved from https://theses.ubn.ru.nl/server/api/core/bitstreams/67b2c6ac-daa0-4047-b96f-5e34427eaa8c/content.

Dijkhoff, M. Pereira, J. (2010) Language and education in Aruba, Bonaire and Curaçao. Creoles in Education. Retrieved from https://www.researchgate.net/publication/300471435_Language_and_education_in_Aruba_Bonaire_and_Curacao.

Centrale examens in het Caribisch gebied. College voor toesten en Examens. Retrieved from https://www.cvte.nl/onze-toetsen-en-examens/centrale-examens-in-het-caribisch-gebied.

Onderwijskundige uitdagingen in Suriname

Suriname

 

Geschreven door: Yehia Murad

Het overbruggen van de onderwijskloof: Onthulling van de ongelijkheid tussen stad en platteland in Suriname en de noodzaak van inclusieve hervorming

  1.    Introductie:

Het recht op onderwijs is een fundamenteel mensenrecht, vastgelegd in internationale verdragen en erkend als een hoeksteen van persoonlijke en maatschappelijke ontwikkeling. In 2015 nam de VN het initiatief voor de Duurzame Ontwikkelingsdoelen (SDG’s) aan als een universele oproep voor wereldwijde economische en menselijke ontwikkeling tegen 2030.Kwaliteitsonderwijs staat op nummer 4 in de lijst van SDG’s, met doelen die genderongelijkheid, analfabetisme en onbetaalbaar onderwijs willen uitbannen. Dit artikel gaat over de onderwijsuitdagingen van Suriname, een land dat in het noordoostelijke puntje van het Zuid-Amerikaanse continent ligt, met een rijke geschiedenis en een levendige cultuur. Hoewel Suriname de Sustainable Development Goals (SDGs) Agenda heeft ondertekend, staat de Zuid-Amerikaanse staat als een testament voor de voortdurende strijd voor mensenrechten, in het bijzonder het recht op onderwijs. Als we kijken naar het Surinaamse onderwijssysteem, dan zien we dat dit recht voor veel etnische groepen in de Surinaamse samenleving ongrijpbaar blijft, met name voor gemarginaliseerde groepen die worstelen met het ingewikkelde web van politieke, sociale en economische uitdagingen die een schaduw werpen op hun onderwijsaspiraties en de toegang tot dergelijke kansen beperken.

Zowel de kwaliteit als de kwantiteit van het onderwijs hangt af van de capaciteit van de staat om openbare diensten te verlenen aan zijn bevolking. Om dergelijke uitdagingen in het onderwijs aan te pakken, is het essentieel dat we kijken naar de Surinaamse staatsinstellingen, de etnische tegenstellingen en de capaciteit van de staat om openbare diensten te verlenen aan haar bevolking. Een sterke staatscapaciteit is cruciaal voor de verstrekking van onderwijs, aangezien de kwaliteit van het onderwijs vaak een weerspiegeling is van het vermogen van de staat om het monopolie op het gebruik van geweld te garanderen. Dit monopolie is essentieel voor het handhaven van orde en stabiliteit op het grondgebied van de staat en schept een omgeving die bevorderlijk is voor het oprichten en in stand houden van onderwijsinstellingen. Bovendien stelt de jurisdictie over het grondgebied de staat in staat om onderwijsbeleid effectief te implementeren en te handhaven. Als de staat zijn apparaat uitbreidt, neemt het onvermijdelijk afgelegen gebieden op in zijn territorium, wat belangrijk is voor onderwijsvoorzieningen. Door deze integratie worden niet alleen het bereik van het onderwijsbeleid en de onderwijsmiddelen uitgebreid naar deze voorheen gemarginaliseerde regio’s, maar worden ze ook geïntegreerd in het bredere sociaaleconomische kader van de staat. De uitbreiding en versterking van de staatscapaciteit spelen dus een cruciale rol in de verbetering van de kwaliteit en toegankelijkheid van het onderwijs op het hele grondgebied en dragen zo bij aan de algemene ontwikkeling en welvaart van de natie. Daarnaast heeft de beoordeling van de staatscapaciteit van een land te maken met de beperkingen van de jurisdictie binnen de eigen bevolking, of het land de capaciteit heeft om bepaalde steden en gemeenschappen efficiënter te reguleren.

        1.1. Het probleem

Volgens een rapport van UNESCO uit 2020 heeft Suriname te kampen met een onderwijssysteem dat wordt gekenmerkt door veel schooluitval en herhalingen, met lage slagingspercentages van het basisonderwijs naar het voortgezet onderwijs (een gemiddelde dat schommelt tussen de 50 en 60%). Bovendien wordt het onderwijs in Suriname ook gekenmerkt door grote verschillen tussen stedelijke en plattelandsgebieden.

Volgens een rapport uit 2007 van het VN-Comité voor de Rechten van het Kind (CRC) bestaan er grote verschillen in de verstrekking en kwaliteit van onderwijs tussen de kustgebieden en het binnenland, waar een groot aantal basisscholen wordt geleid door leerkrachten met een beperkte opleiding. Suriname is verdeeld in drie verschillende gebieden: het platteland, de stad en het binnenland. De regering zetelt in de hoofdstad Paramaribo (stedelijk), waar ook de meerderheid van de bevolking is gevestigd. De landelijke gebieden vormen het noordelijke kustgebied, dat de districten Coronie, Nickerie, Commewijne en Saramacca omvat. Het ‘binnenland’ ten slotte wordt weerhouden voor het dunbevolkte en met bos bedekte achterland dat een deel van het Amazonegebied beslaat en zich uitstrekt tot aan de zuidelijke grens met Brazilië.

Afgelegenheid is een belangrijke factor voor onderwijsongelijkheid in Suriname, naast de diverse etnische samenstelling, geslacht, opsluiting en armoede. Etnische samenstelling en afgelegenheid zijn indirect gecorreleerd en zouden kunnen wijzen op de zwakke capaciteit van de Surinaamse staat om publieke diensten te leveren. Dit artikel gaat in op de vraag hoe zowel de afgelegenheid als de etnische diversiteit de belangrijkste obstakels zijn voor de staat om zijn capaciteit om onderwijs als openbare dienst te verlenen, te vergroten.

 

        2.    Capaciteit en instellingen van de staat

        2.2. Toewijdingen aan onderwijs

Suriname heeft een groot aantal internationale en regionale mensenrechtenprocedures geratificeerd, die de staat verschillende verantwoordelijkheden geven om het onderwijs aan inheemse en in stamverband levende volken te waarborgen. Dergelijke procedures omvatten het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK), het Internationaal Verdrag inzake de Eliminatie van alle Vormen van Rassendiscriminatie (ICERD) en de VN Verklaring inzake de Rechten van Inheemse Volken (UNDRIP). Deze multilaterale instrumenten ondersteunen de rechten van inheemse en in stamverband levende volken om (1) toegang te hebben tot kwaliteitsonderwijs zonder enige vorm van discriminatie, en (2) hun instellingen en onderwijssystemen op te zetten, onderwijs aan te bieden in hun eigen talen, op een manier die past bij hun culturele onderwijs- en leermethodes.

De bindende staat moet deze rechten naleven en maatregelen nemen ‘in samenwerking met inheemse volkeren, opdat inheemse individuen, in het bijzonder kinderen, met inbegrip van degenen die buiten hun gemeenschappen leven, toegang hebben tot onderwijs in hun eigen cultuur, verstrekt in hun eigen taal’. Suriname is ook gebonden aan aanvullende regionale instrumenten, zoals de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS) en de Caribische Gemeenschap (CARICOM), die de staat verplicht zich te committeren aan (1) het verminderen van verschillen in onderwijs tussen inheemse en niet-inheemse volken, en (2) alle Caribische volken kansen te bieden voor constructief leren en persoonlijke groei in kennis, vaardigheden en attitudes vanaf de eerste levensjaren, van het schoolsysteem tot op de werkplek.

        2.2. Overheidsbeleid

De grondwet van Suriname, opgesteld in 1992, garandeert het recht op verplicht, gratis en gelijk onderwijs. Daarnaast stelt de grondwet expliciet dat het tot haar plicht behoort om analfabetisme uit te roeien en alle burgers in staat te stellen het hoogste onderwijsniveau te bereiken. Met het oog op de diverse etnolinguïstische demografie van Suriname heeft de regering een ontwikkelingsplan ontwikkeld voor de periode 2017-2021 met als doel een onderwijssysteem dat de multi-etnische, multiculturele en meertalige Surinaamse samenleving weerspiegelt. Het plan wijdt het ontwerpen van programma’s aan het toegankelijker maken van onderwijs voor alle segmenten van de samenleving, inclusief jonge en oudere burgers. Het belangrijkste is dat het plan het gebrek aan kwaliteitsonderwijs in de “binnenlandregio” herkent en expliciet uitdagingen noemt zoals het “gebrek aan volledig gecertificeerde, ontoereikende fysieke infrastructuur, de taalbarrière, de afstand van huis naar school en het gebrek aan goed en veilig drinkwater en continuïteit van de elektriciteit”.

Het Ministerie van Onderwijs heeft een uitgebreid ‘Implementatieplan voor Onderwijs in het Binnenland’ opgesteld voor de periode tussen 2008 en 2015. Het plan probeert de bouw en het herstel van klaslokalen en scholen te ondersteunen, het percentage huishoudens dat Nederlands spreekt te verhogen en het aantal gekwalificeerde leraren te verhogen. In 2012 maakte de president van Suriname, Bouterse, echter een einde aan het speciale onderwijsbeleid voor het binnenland, met het argument dat het niet nodig was om een apart beleid te hebben voor het onderwijs in het district.

 

        3.    Opleidingsniveau tussen stedelijk gebied en binnenland

De ongelijkheid in onderwijs bestaat tussen de binnenlandse gebieden, met name het district Sipaliwini, en de stedelijke gebieden, waar de eerstgenoemden vaker lessen overdoen, de school eerder verlaten en aanzienlijk lager scoren op de gestandaardiseerde toetsen dan hun leeftijdsgenoten in de stedelijke gebieden. Bovendien voltooien kinderen in het district Sipaliwini het basisonderwijs veel later dan hun leeftijdsgenoten in de stedelijke gebieden: in 2008 voltooide 1,2% van de inheemse en marron kinderen de basisschool voor de leeftijd van 12 jaar, in tegenstelling tot 24% van de stedelijke kinderen. Van 1986 tot 1992 was het “binnenland” van Suriname getuige van een gewapend conflict dat resulteerde in de vernietiging van de belangrijkste infrastructuur in het gebied, waaronder bruggen, wegen, scholen en woningen. De regering van Suriname (2003) heeft een rapport ingediend bij het VN-Comité voor de uitbanning van rassendiscriminatie, waarin zij erkent dat het onderwijs in het binnenland is verlaten, leerlingen lange afstanden moeten afleggen en er onvoldoende huisvesting is voor leraren. Aangezien Nederlands de hoofdtaal is, wordt het onderwijs volledig in deze taal gegeven, met boeken en andere materialen volledig in het Nederlands. Kinderen in de binnenlanden van Sipaliwini spreken thuis echter hun eigen stamtaal.

        3.1. Scholen

In het binnenland zijn ook niet voldoende middelbare scholen: 2 van de 59 openbare middelbare scholen bevinden zich in Sipaliwini en er zijn geen middelbare scholen. Door het gebrek aan middelbare scholen gaan de meeste leerlingen uit de Sipaliwini naar de middelbare school in Paramaribo, de hoofdstad, wat erg duur kan zijn voor hun ouders, die moeten betalen voor materiaal, uniformen en kostschool. In een interview met UNESCO (2020) stelt Loreen Jubitana, directeur van de Vereniging van Inheemse Dorpshoofden in Suriname, dat kinderen een cultuurshock ervaren wanneer ze voor school naar de stad verhuizen, en dat dit de belangrijkste oorzaak is van schooluitval. Verder verslechteren de omstandigheden van scholen in Sipaliwini, met een gebrek aan toegang tot drinkwater en weinig elektriciteit.

        3.2. Docenten

Een ander belangrijk verschil tussen afgelegen en stedelijke gebieden is het gebrek aan gekwalificeerde leraren. Er zijn vier opleidingsinstituten in Suriname, maar geen daarvan bevindt zich in het binnenland. Ook al wordt er van de pas afgestudeerde leraren verwacht dat ze 5 jaar lesgeven in het binnenland voordat ze een baan krijgen in de hoofdstad, ze zijn niet bereid om naar het binnenland te gaan vanwege het gebrek aan elektriciteit en drinkbaar water. Het gebrek aan adequate infrastructuur binnen scholen, huisvesting, transport en logistiek vermindert de stimulans voor gekwalificeerde leraren om in het binnenland te gaan wonen.

 

        4.    Conclusie:

Zowel inheemse volken als marrongroepen hebben hun eigen bestuursvormen behouden en zijn formeel zo erkend dat de stamhoofden een maandelijkse toelage van de overheid ontvangen. Hoewel ze cultureel van elkaar verschillen, delen inheemse en marron gemeenschappen een sterke sociaaleconomische en spirituele band met de natuurlijke omgeving. Ondanks de voortdurende moderniseringsprocessen zijn beide groepen, met name de groepen die verder van de stedelijke centra afliggen, nog steeds grotendeels afhankelijk van het bos voor hun levensonderhoud (jagen, vissen en rotatielandbouw); huisvesting, vervoer in de vorm van boomstamkano’s en gezondheidszorg, waarbij medicinale planten worden gebruikt voor een reeks remedies.

De overheid van Suriname moet haar onderwijssysteem hervormen om meer inclusief te worden voor haar diverse bevolking. Om een meer inclusief onderwijssysteem te introduceren, moet de staat de lokale overheden van het binnenland machtigen, waardoor tegelijkertijd haar capaciteit om andere openbare diensten te leveren, zal toenemen. Het versterken van lokale overheden is cruciaal voor het verzamelen van gegevens en het openen van communicatiekanalen tussen lokale overheden aan de basis en de centrale overheid.

De Surinaamse overheid moet haar monopolie op het gebruik van geweld vergroten, simpelweg door haar capaciteit om haar grondgebied te reguleren te vergroten en communicatiekanalen met de inheemse bevolking te openen. Daartoe moet de regering compromissen sluiten om te voorkomen dat er polarisatie ontstaat tussen het binnenland en de stedelijke gebieden van het land. Er moeten concessies in de vorm van politieke vertegenwoordiging worden gedaan aan de inheemse volkeren van Suriname. Tenslotte moet de regering stimulansen ontwerpen voor leraren die in het binnenland werken, naast de investering in de ontwikkeling van lokaal gevestigde leraren. Er moeten publieke voorzieningen komen, waaronder huisvesting, gezondheidszorg en voorzieningen.

 

Referenties:

(Dutch) Edu Challenges in Cabo Verde

Onderwijsuitdagingen in Kaapverdië: Problemen en Verbeterpunten in een Ontwikkelend Systeem.

Geschreven door Joan Vilalta Flo, Vertaald door Shoshanah Gerstenbluth

Kaapverdië is een land dat zich 500 kilometer van de kust van Senegal in Afrika bevindt. Het is een archipel van tien eilanden, waarvan de meeste bewoond zijn, met de meeste inwoners geconcentreerd in de hoofdstad Praia. De officiële taal is Portugees, aangezien het een voormalige Portugese kolonie is die in 1975 onafhankelijk werd. Veel inwoners spreken Kaapverdisch Creools als hun hoofdtaal. Het land bevindt zich in een uitdagende geografische omgeving: het versnipperde gebied maakt de levering van diensten ingewikkeld, het is een gebied dat gevoelig is voor droogte en er zijn weinig natuurlijke hulpbronnen. Toch wordt Kaapverdië wereldwijd geprezen om zijn opvallende politieke stabiliteit en armoedebestrijding, die ook hebben bijgedragen aan verbeteringen in de dienstverlening, waaronder onderwijs.

Kinderen staan in de rij op school in Kaapverdië: Foto door Duncan CV in Wikimedia Commons.

De meest recente verbeteringen in het Kaapverdische onderwijs zijn dankbaar aan het Strategisch Onderwijsplan 2017-2021, dat gericht is op het behalen van de 4e Duurzame Ontwikkelingsdoelstelling voor Kwaliteitsonderwijs, met een focus op de volgende pijlers:(i) universele toegang tot voorschools onderwijs voor alle kinderen van 4 tot 5 jaar, inclusief kinderen met speciale behoeften; (ii) betere aansluiting van voorschoolse educatie op het basisonderwijs, zodat alle leerlingen twee jaar voorschools onderwijs volgen; en (iii) gelijke toegang tot gratis, universeel onderwijs tot en met klas 8 door middel van sociale actieplannen voor scholen, met speciale aandacht voor prioriteitsgroepen en speciaal onderwijs voor iedereen.i

Kaapverdië heeft geleidelijk de toegang tot het basis- en middelbaar onderwijs verbeterd. Het schooldeelnamepercentage was in 2021 gestegen tot 92,4%, en het alfabetiseringspercentage bereikte 88,5% in 2019, waarbij de meerderheid van de bevolking ouder dan 15 jaar kan lezen en schrijven.ii De overheidsuitgaven voor onderwijs stegen van 23,3% van het totale budget in 2020 naar 24,09% in 2021.iii Wat betreft de infrastructuur heeft 97,6% van de basis- en middelbare scholen in Kaapverdië toegang tot water, en 89% is aangesloten op het openbare elektriciteitsnet. Het Strategisch Onderwijsplan 2017-2021 maakte het mogelijk om verbeterprogramma’s, zoals het programma ‘Onderwijs van Uitmuntendheid’, te implementeren, waarvoor in 2020 ongeveer 93,2 miljoen dollar werd toegewezen, terwijl er 6,4 miljoen dollar werd toegekend aan studiebeurzen. iv

De Covid-19-pandemie veroorzaakte aanzienlijke problemen voor de op toerisme gerichte economie van Kaapverdië. Het land wist echter snel en effectief de crisis te beheersen en vaccinatie aan het grootste deel van de bevolking aan te bieden.v Op het gebied van onderwijs werden ook snelle maatregelen genomen. In 2020 ontving Kaapverdië een subsidie van $750.000 van het Global Partnership in Education (GPE), wat aanzienlijk heeft bijgedragen aan de training van leerkrachten voor afstandsonderwijs, de levering van lesmateriaal, tv-toegang voor afgelegen gebieden en voldoende sanitaire voorzieningen. vi Na de sluitinČ van scholen voerde het Ministerie van Onderwijs het proČranna “Leren en Studeren Thuis” in, dat lesleverinČ via radio, televisie en het Čebruik van tablets verbeterde, gezien het feit dat 30% tot 40% van de gezinnen geen toegang had tot dergelijke technologie. Het programma maakte ook de uitbreiding van het digitale tv-dekkingsgebied en verbeterde signaalkwaliteit mogelijk.vii Ondanks al deze inspanningen moet worden opgemerkt dat er momenteel geen bewijs is van een uitgebreide strategie om zich aan te passen aan de post-Covid19-context in Kaapverdië.

Een belangrijke ontwikkeling in het Kaapverdische onderwijs is de recente ratificatie van het Verdrag tegen Discriminatie in het Onderwijs door Kaapverdië op 5 oktober 2022, dat op 5 januari 2023 in werking is getreden. Hoewel de effectieve toepassing ervan nog moet blijken, heeft deze stap alleen al verschillende aanbevelingen uit de laatste sessie van de Universele Periodieke Evaluatie van de Verenigde Naties volledig geïmplementeerd.viii

Ondanks de eerdergenoemde ontwikkelingen in de Kaapverdische onderwijssector, zijn er nog steeds situaties van ongelijkheid, discriminatie, een tekort aan onderwijskundige infrastructuur en kwaliteitsonderwijs gemeld. Dit zijn de uitdagingen die de eilandengroep in de komende jaren zal moeten aangaan en oplossen. De volgende secties geven een overzicht van de belangrijkste aandachtsgebieden.


Ongelijkheden in het Onderwijs

Kaapverdië staat momenteel voor een uitdaging wat betreft de verborgen kosten van onderwijs. Hoewel het basisonderwijs en het middelbaar onderwijs (tot en met de 8e klas) gratis en verplicht is,ix zijn er verschillende bijkomende kosten, zoals vervoer, maaltijden en bepaald schoolmateriaal, die zwaar wegen voor gezinnen met een laag inkomen.x Dit vormt een ongelijkheid in de toegang tot kwalitatief onderwijs voor arme gezinnen. Bovendien blijft het voortgezet onderwijs en hoger onderwijs (universitair) onderhevig aan kosten (hoewel de autoriteiten de intentie hebben uitgesproken om onderwijs van de 9e tot de 12e klas gratis te maken)xi, wat ongelijkheid creëert op basis van het economische niveau van elk gezin. Deze situatie hangt ook samen met de bestaande ongelijkheid tussen gezinnen die op het platteland wonen en gezinnen in stedelijke gebieden,xii waarbij de eerste groep minder toegang heeft vanwege een algemeen lager economisch vermogen, gebrek aan technologie en internetverbinding vanwege de hoge kosten (wat tijdens Covid-19 extra relevant was).xiii

Wat betreft het hoger onderwijs, alhoewel er grote inspanningen zijn geleverd om het breed beschikbaar te maken, moet er toch worden opgemerkt dat het scholingspercentage voor de periode 2019-2020 op 23,5% ligt; 37 punten lager dan dat van het voortgezet onderwijs en hierdoor een obstakel in de toegang wijst.xiv Een van de moeilijkheden op dit gebied is de geografische ligging van Kaapverdië; als eilandengroep is de missie om toegankelijk hoger onderwijs in alle gebieden aan te bieden zeer complex en tot nu toe niet bereikt. Er zijn slechts instellingen voor hoger onderwijs op de eilanden Santiago en São Vicente.xv Dit, samen met het feit dat hoger onderwijs niet gratis is, zorgt voor weinig stimulans voor studenten die in afgelegen gebieden wonen en een laag inkomen hebben om hoger onderwijs te volgen. xvi

Er is ook ongelijkheid op het gebied van taal. Hoewel voor het grootste deel van de Kaapverdische bevolking Kaapverdisch Creools de eerste taal is, is Portugees nog steeds de enige officiële taal en ook de onderwijstaal. Dit veroorzaakt duidelijke ongelijkheden voor studenten die weinig blootstelling aan het Portugees hebben, met name degenen die in landelijke gebieden en afgelegen locaties wonen en vaak ook uit gezinnen met een laag inkomen komen. Deze studenten hebben een leerachterstand en ervaren meer moeilijkheden bij het leren. Hoewel naar verluidt enkele tweetalige onderwijsprogramma’s zijn gelanceerd, is de implementatie van dergelijke initiatieven onvoldoende, zwak en ontbreekt het aan politieke en economische steun. Deze ongelijkheid weerspiegelt ook een kloof tussen de formele onderwijssystemen en de samenleving; beleidsmaatregelen die gericht zijn op het overbruggen van deze kloof zullen onvermijdelijk ook bijdragen aan identiteitsvorming en sociale cohesie.xvii

Tot slot, ondanks de politieke wil zoals vermeld in het Strategisch Onderwijsplan 2017- 2021 om de toegang en kwaliteit van onderwijs voor studenten met een handicap te verbeteren (17,5% van de bevolking heeft minstens één handicap),xviii en de toegenomen capaciteitsontwikkeling van personeel met hulp van UNICEF,xix is gerapporteerd dat de praktische uitvoering van inclusieve strategieën voor dergelijke studenten tekortschiet. Veel gehandicapte mensen gaan niet naar school en ontvangen niet de noodzakelijke voorzieningen om dat wel te kunnen doen. De infrastructuur en onderwijstechnologieën zijn voor het grootste deel niet aangepast aan hun behoeften.xx


Foto door: Elizabeth Lizzie via Pexels.

Gender en Seksualiteit in het Onderwijs

Wat betreft gendergelijkheid zijn er goede resultaten behaald in het voor- en basisonderwijs: de gelijkheidsindex scoorde respectievelijk 0,98 en 0,93, in beide gevallen met een iets hogere mannelijke vertegenwoordiging. De uitdaging blijft echter bestaan op het gebied van voortgezet en hoger onderwijs, waar de vertegenwoordiging van vrouwen aanzienlijk en toenemend hoger is; de gelijkheidsindex scoort 1,2 voor het voortgezet onderwijs en 1,5 voor het hoger onderwijs. Stimulansen om mannen in deze sectoren aan te trekken zijn noodzakelijk om gelijkheid te waarborgen.xxi En hoewel er een aanzienlijk hogere aanwezigheid van vrouwen is in het voortgezet en hoger onderwijs, is het alfabetiseringspercentage voor mannen momenteel bijna 10% hoger dan dat van vrouwen, wat eveneens een ongelijkheid in toegang voor vrouwen aantoont.xxii

Ondanks aanzienlijke verbeteringen door de introductie van een gendermodule in het curriculum van het voortgezet onderwijs, bevatten de lesprogramma’s nog steeds discriminerende stereotypen ten opzichte van vrouwen. Ook is dit zichtbaar in het feit dat vrouwen weinig vertegenwoordigd zijn in de studiegebieden die typisch door mannen worden gedomineerd, zoals in de technologische sector.xxiii Daarnaast, schiet het onderwijs vaak over seksualiteit tekort, ook al zijn genderkwesties toch steeds meer aanwezig in de curricula. De overheid erkent het belang ervan voor de ontwikkeling en veiligheid van studenten, en met hulp van het UNFPA (Bevolkingsfonds van de Verenigde Naties) is er een richtlijn ontwikkeld voor seksuele voorlichting op scholen, maar door een beperkte politieke bereidheid en de gevoeligheid van het onderwerp hebben zeer weinig studenten van dit onderwijs geprofiteerd. Een uitgebreide module over seksuele voorlichting moet nog effectief worden ingevoerd.xxiv

Opmerkelijk is dat er geen gegevens beschikbaar zijn over minderheden op basis van seksuele geaardheid of genderidentiteit in Kaapverdië; evenmin zijn er beschermingsmechanismen voor dergelijke minderheden of onderwijs over dit onderwerp te vinden. Ondanks dat het een potentieel gevoelig onderwerp is dat momenteel onzichtbaar is binnen de sector, zouden vooruitgangen op dit gebied positief kunnen zijn om te waarborgen dat alle studenten vrij zijn en gelijke behandeling genieten door medestudenten en personeel.


Gebreken in het onderwijs

Als allereerste moeten er verbeteringen plaatsvinden, niet alleen in het aanbod van hoger onderwijs, maar ook in de kwaliteit ervan. Hoger onderwijs in Kaapverdië is een relatief nieuwe sector, die zich in de afgelopen 20 jaar heeft ontwikkeld. Aangezien deze sector nog in de kinderschoenen staat, ontbreekt het aan kwaliteit: hoewel het onlangs opgerichte Agentschap voor Regulering van het Hoger Onderwijs (Agência Reguladora do Ensino Superior − ARES) evaluaties en controles begint uit te voeren om de prestaties te verbeteren,xxv moet de sector nog een uitgebreid systeem van kwaliteitsbeoordeling opbouwen. Daarnaast zijn er mechanismen nodig om de inhoud van het hoger onderwijs beter af te stemmen op nationale doelen en behoeften, en moet de toegang tot leermateriaal, technologieën en connectiviteit worden gewaarborgd.xxvi

Ten tweede, hoewel ongeveer 76% van de kinderen momenteel toegang heeft tot kleuteronderwijs, zijn er regionale verschillen met gebieden waar dit percentage aanzienlijk lager ligt. Vroegschoolse educatie en kleuteronderwijs waren formeel een van de speerpunten van het Strategisch Onderwijsplan 2017-2021, maar in de praktijk is dit grotendeels verwaarloosd. Er ontbreken nog steeds adequate wettelijke mechanismen om universele, verplichte en gratis toegang tot kleuteronderwijs te waarborgen; het kleuteronderwijsbudget bedraagt slechts ongeveer 0,3% van de staatsbegroting, en er is een tekort aan professioneel gekwalificeerde kleuterleerkrachten (slechts 30% heeft de vereiste kwalificaties).xxvii Daarnaast ontbreekt het kleuterscholen opvallend aan toegang tot technologie en aan leerkrachttraining in ICT.xxviii

Ten derde is een van de grootste problemen in de onderwijssector in Kaapverdië de onderwijskwaliteit, wat tot uiting komt in lage prestaties in het basisonderwijs. Op het gebied van taalvaardigheid bleek dat 6 op de 10 kinderen grote moeite hadden met, of niet in staat waren om de basisregels van taalgebruik te interpreteren.xxix Wat wiskunde betreft, was slechts gemiddeld 2,85% van de kinderen in staat om succesvol om te gaan met de belangrijkste studieonderwerpen.xxx Bovendien heeft Kaapverdië tot op heden nog geen allesomvattend nationaal systeem om leerresultaten op enig onderwijsniveau te meten.xxxi

Wat betreft technologische toegang, moet worden opgemerkt dat, hoewel de meeste scholen zijn aangesloten op het openbare elektriciteitsnet, en het Strategisch Onderwijsplan 2017-2021 heeft geleid tot de invoering van meer technologische hulpmiddelen en een sterker curriculum voor ICT-vaardigheden, slechts 17% van de scholen toegang tot internet heeft. Dit is opmerkelijk omdat Kaapverdië een van de hoogste internettoegangscijfers in Afrika heeft. xxxiiDe kosten van internet vormen het probleem, aangezien deze tot de hoogste ter wereld behoren; de prijs is nog steeds te hoog voor velen, vooral voor mensen met een lager inkomen, wat een situatie van ongelijkheid veroorzaakt.xxxiii


Conclusies en aanbevelingen

Concluderend zullen enkele aanbevelingen worden gedaan die de belangrijkste uitdagingen van het onderwijssysteem in Kaapverdië benadrukken, namens de organisatie Broken Chalk.

Wat betreft de verborgen kosten van onderwijs, zou de overheid moeten proberen deze te verlagen door gratis (of goedkope) toegang tot vervoer, materialen en voedingsdiensten te bieden, met speciale aandacht voor gezinnen met een laag inkomen en studenten die in afgelegen plattelandsgebieden wonen, waar de economische kosten van onderwijs kunnen toenemen.

Wat betreft de onderwijscategorie en universele toegang, zou de overheid in overeenstemming moeten handelen met hun eigen geuite intenties en blijven werken aan de uitbreiding van gratis, toegankelijke en verplichte educatie naar de kleuterjaren en hoger onderwijs, met speciale aandacht voor arme gezinnen. Specifiek voor het hoger onderwijs zou het positief kunnen zijn om stimuleringscampagnes te ontwikkelen om het schoolverlatingspercentage te verhogen, met name voor jongens; samen met het uitbreiden van de aanwezigheid van hoger onderwijsinstellingen naar alle gebieden of het beter waarborgen van betaalbare toegang tot universiteiten vanuit afgelegen plaatsen.

Het zou wenselijk zijn om uitgebreide nationale programma’s te implementeren om de ongelijkheid rond taal te overwinnen. De Kaapverdische taal zou aanzienlijk meer aanwezig moeten zijn in alle onderwijsmethoden; bijzondere aandacht zou moeten uitgaan naar studenten met een lagere blootstelling aan het Portugees om ervoor te zorgen dat zij niet achterblijven, en de initiatieven voor tweetalige educatie zouden versterkt moeten worden door multidisciplinaire teams die lokale gemeenschapsleden omvatten die de specifieke taaleisen van het gebied begrijpen.

Om een grotere inclusie te bevorderen, zouden de overheid en onderwijsinstellingen moeten overwegen om de onderwijsinfrastructuur, curricula en personeel gevoelig en aansluitbaar te maken voor studenten met een handicap of speciale behoeften. Toegankelijke gebouwen, inclusief onderwijsmateriaal en een uitgebreid trainingsprogramma voor alle docenten gericht op handicap, zouden moeten worden aangeboden om de toegang en gelijkheid van deze studenten te waarborgen.

Ook wat betreft inclusiviteit en gelijkheid, zouden onderwijsprogramma’s en -beleid moeten blijven zorgen voor de toegang van meisjes en vrouwen tot onderwijs op alle niveaus om grotere gelijkheid in geletterdheidspercentages te bereiken, om te blijven werken aan de eliminatie van genderstereotypen en om de aanwezigheid van vrouwen in door mannen gedomineerde studierichtingen te stimuleren. Daarnaast zou het positief kunnen zijn om een uitgebreid educatief programma op middelbare scholen met betrekking tot seksualiteit te implementeren om de veiligheid en gezondheid van studenten te waarborgen en om diversiteit-schadelijke stereotypen op basis van seksuele geaardheid te elimineren.

Een effectieve manier om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren, zou zijn om een uitgebreid nationaal systeem van evaluatie en beoordeling van de onderwijskwaliteit te implementeren om een adequate inhoudsvoorziening op alle onderwijsniveaus te waarborgen en om tekortkomingen in de onderwijskwaliteit te identificeren, met name op het gebied van taal en wiskunde in het basisonderwijs. Samen met een goede evaluatie en analyse van de prestaties van studenten kan dit ineffectieve onderwijsmethoden die leiden tot lage prestaties overwinnen, kan de innovatie in het onderwijs bevorderen en curricula beter afstemmen op de behoeften en doelen van de Kaapverdische samenleving, waardoor studenten beter worden voorbereid op de arbeidsmarkt. Evenzo zouden de overheid en onderwijsinstellingen moeten blijven waarborgen dat alle docenten gekwalificeerd zijn om adequaat onderwijs te bieden op het niveau waarvoor zij zijn aangesteld. Dit zou vooral moeten gelden voor de kleuteronderwijsniveaus, waar de meeste leerkrachten niet de juiste kwalificatie hebben, wat de ontwikkeling van studenten kan belemmeren.

Tot slot, gezien recente gebeurtenissen en toekomstige mondiale ontwikkelingen, is het essentieel om de toegang tot technologische hulpmiddelen voor onderwijsdoeleinden, zowel voor scholen als gezinnen, te vergroten, evenals om internettoegang te vergemakkelijken. Dit lijkt weer bijzonder belangrijk, gezien de introductie van technologieën op de wereldwijde arbeidsmarkt, en het is ook belangrijk om flexibele en aanpasbare onderwijsmodi te bieden, vooral in een land waar de geografische toegankelijkheid tot onderwijs gecompliceerd kan zijn.


Verwijzingen

i Global Partnership for Education. (n.d.). Cabo Verde. Retrieved April 5, 2023, from: https://www.globalpartnership.org/where-we-work/cabo-verde

ii National Directorate of Planning. (June 2021). Cabo Verde Voluntary National Review on the Implementation of the 2030 Agenda for Sustainable Development. Retrieved from: https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/282392021_VNR_Report_Cabo_Verde.pdf

iii Global Partnership for Education. (2022). Cabo Verde: Results framework (2022-2026). Retrieved from: https://www.globalpartnership.org/node/document/download?file=document/file/2022-12-GPE-results-framework-cabo-verde.pdf

iv National Directorate of Planning. (June 2021). Cabo Verde Voluntary National Review on the Implementation of the 2030 Agenda for Sustainable Development. Retrieved from: https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/282392021_VNR_Report_Cabo_Verde.pdf

v World Bank. (2022, March 15). Fighting the pandemic down to the last mile: Lessons from Cabo Verde. Retrieved April 5, 2023, from: https://www.worldbank.org/en/news/immersive-story/2022/03/15/fighting-pandemic-down-to-last-mile-lessons-from-cabo-verde

vi Global Partnership for Education. (n.d.). Cabo Verde. Retrieved April 5, 2023, from: https://www.globalpartnership.org/where-we-work/cabo-verde

vii Lusophone covid Lusophone Network. (2021). Comparative study: The COVID-19 pandemic and the right to education in Portuguese-speaking countries. Retrieved April 5, 2023, from: https://www.right-to-education.org/sites/right-to-education.org/files/resource-attachments/Lusophone%20Network_Comparative%20Study_The%20COVID-19%20Pandemy%20and%20the%20right%20to%20education%20in%20Portguese%20speaking%20countries_August2021_EN.pdf

viii UNESCO. (2022, October 7). Cabo Verde ratifies 1960 Convention against Discrimination in Education. Retrieved April 5, 2023, from https://www.unesco.org/en/articles/cabo-verde-ratifies-1960-convention-against-discrimination-education

ix National Directorate of Planning. (June 2021). Cabo Verde Voluntary National Review on the Implementation of the 2030 Agenda for Sustainable Development. Retrieved from: https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/282392021_VNR_Report_Cabo_Verde.pdf

x Bail, J. (2020, September 8). Cape Verde. Humanium. Retrieved April 5, 2023, from: https://www.humanium.org/en/cape-verde/

xi National Directorate of Planning. (June 2021). Cabo Verde Voluntary National Review on the Implementation of the 2030 Agenda for Sustainable Development. Retrieved from: https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/282392021_VNR_Report_Cabo_Verde.pdf

xii Bail, J. (2020, September 8). Cape Verde. Humanium. Retrieved April 5, 2023, from: https://www.humanium.org/en/cape-verde/

xiii Patrício, M. R., & Moreno, C. (2021). Digital technologies in preschool education: a study with Cape Verdean educators. In Proceedings of the 14th annual International Conference of Education, Research and Innovation (ICERI2021) (pp. 8403-8407). IATED. ; Cabo Verde National Commission for UNESCO. (2022). National Review of the Implementation of SDG 4. Retrieved from: https://transformingeducationsummit.sdg4education2030.org/system/files/2022-09/CaboVerde-NC%20report%20.pdf

xiv National Directorate of Planning. (June 2021). Cabo Verde Voluntary National Review on the Implementation of the 2030 Agenda for Sustainable Development. Retrieved from: https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/282392021_VNR_Report_Cabo_Verde.pdf

xv Ferreira, E. S., & Loureiro, S. M. C. (2021). Challenges of a small insular developing state: Cape Verde. Revista de Estudios e Investigación en Psicología y Educación, (1), 125-134.

xvi Resende-Santos, J. (2021). Education for development in Africa: Rethinking higher education in Cabo Verde. Journal of International and Comparative Education, 10(1), 22-38. doi: 10.14425/jice.2021.10.1.22

xvii Bermingham, N., DePalma, R., & Oca, L. (2022). The “Access Paradox” in Bilingual Education in Cabo Verde. Modern Languages Open, 1 ; Bail, J. (2020, September 8). Cape Verde. Humanium. Retrieved April 5, 2023, from: https://www.humanium.org/en/cape-verde/

xviii National Directorate of Planning. (June 2021). Cabo Verde Voluntary National Review on the Implementation of the 2030 Agenda for Sustainable Development. Retrieved from: https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/282392021_VNR_Report_Cabo_Verde.pdf

xix UNICEF Cabo Verde. (2022). Country Office Annual Report 2022. Retrieved from: https://www.unicef.org/media/136711/file/Cabo-Verde-2022-COAR.pdf

xx Bail, J. (2020, September 8). Cape Verde. Humanium. Retrieved April 5, 2023, from: https://www.humanium.org/en/cape-verde/

xxi National Directorate of Planning. (June 2021). Cabo Verde Voluntary National Review on the Implementation of the 2030 Agenda for Sustainable Development. Retrieved from: https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/282392021_VNR_Report_Cabo_Verde.pdf

xxii Ibid

xxiii Bail, J. (2020, September 8). Cape Verde. Humanium. Retrieved April 5, 2023, from: https://www.humanium.org/en/cape-verde/

xxiv UNICEF. (2021). Joint independent common country programme evaluation: The Republic of Cabo Verde. UNICEF Evaluation Office. Retrieved from: https://www.unicef.org/evaluation/joint-independent-common-country-programme-evaluation-republic-cabo-verde

xxv University World News. (2022, November 27). Cabo Verde introduces new higher education strategy. Retrieved from: https://www.universityworldnews.com/post.php?story=20221127193233449

xxvi Resende-Santos, J. (2021). Education for development in Africa: Rethinking higher education in Cabo Verde. Journal of International and Comparative Education, 10(1), 22-38. doi: 10.14425/jice.2021.10.1.22

xxvii Global Partnership for Education. (2022). Cabo Verde: Results framework (2022-2026). Retrieved from: https://www.globalpartnership.org/node/document/download?file=document/file/2022-12-GPE-results-framework-cabo-verde.pdf ; Cabo Verde National Commission for UNESCO. (2022). National Review of the Implementation of SDG 4. Retrieved from: https://transformingeducationsummit.sdg4education2030.org/system/files/2022-09/CaboVerde-NC%20report%20.pdf ; UNICEF Cabo Verde. (2022). Country Office Annual Report 2022. Retrieved from: https://www.unicef.org/media/136711/file/Cabo-Verde-2022-COAR.pdf

xxviii Patrício, M. R., & Moreno, C. (2021). Digital technologies in preschool education: a study with Cape Verdean educators. In Proceedings of the 14th annual International Conference of Education, Research and Innovation (ICERI2021) (pp. 8403-8407). IATED.

xxix National Directorate of Planning. (June 2021). Cabo Verde Voluntary National Review on the Implementation of the 2030 Agenda for Sustainable Development. Retrieved from: https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/282392021_VNR_Report_Cabo_Verde.pdf

xxx UNICEF. (2021). Joint independent common country programme evaluation: The Republic of Cabo Verde. UNICEF Evaluation Office. Retrieved from: https://www.unicef.org/evaluation/joint-independent-common-country-programme-evaluation-republic-cabo-verde

xxxi Resende-Santos, J. (2021). Education for development in Africa: Rethinking higher education in Cabo Verde. Journal of International and Comparative Education, 10(1), 22-38. doi: 10.14425/jice.2021.10.1.22 ; Global Partnership for Education. (n.d.). Cabo Verde. Retrieved April 5, 2023, from: https://www.globalpartnership.org/where-we-work/cabo-verde

xxxii National Directorate of Planning. (June 2021). Cabo Verde Voluntary National Review on the Implementation of the 2030 Agenda for Sustainable Development. Retrieved from: https://sustainabledevelopment.un.org/content/documents/282392021_VNR_Report_Cabo_Verde.pdf ; Cabo Verde National Commission for UNESCO. (2022). National Review of the Implementation of SDG 4. Retrieved from: https://transformingeducationsummit.sdg4education2030.org/system/files/2022-09/CaboVerde-NC%20report%20.pdf

xxxiii Lusophone Network. (2021). Comparative study: The COVID-19 pandemic and the right to education in Portuguese-speaking countries. Retrieved April 5, 2023, from: https://www.right-to-education.org/sites/right-to-education.org/files/resource-attachments/Lusophone%20Network_Comparative%20Study_The%20COVID-19%20Pandemy%20and%20the%20right%20to%20education%20in%20Portguese%20speaking%20countries_August2021_EN.pdf

Onderwijsuitdagingen in Indonesië

Geschreven door Leticia Cox, Vertaald door Shoshanah Gerstenbluth

Een derde van de Indonesische bevolking bestaat uit kinderen – dat zijn ongeveer 85 miljoen jonge mensen, waarmee Indonesië het op drie na grootste kinderbestand ter wereld heeft. Onderwijs voorziet de mensheid van informatie, kennis, vaardigheden en ethiek en helpt ons onze verantwoordelijkheden tegenover de samenleving, familie en natie te begrijpen, te respecteren en na te leven. Bovendien stelt onderwijs ons in staat vooruitgang te boeken.

Onderwijs is een levenspad waarmee men leert en kennis deelt met anderen. “Onderwijs is de grote motor van persoonlijke ontwikkeling. Het is door onderwijs dat de dochter van een boer arts kan worden, de zoon van een mijnwerker het hoofd van de mijn, en het kind van landarbeiders de president van een grote natie,” aldus de voormalige Zuid-Afrikaanse president Nelson Mandela.

In Indonesië, zoals in veel delen van de wereld, zijn kinderen verplicht twaalf jaar onderwijs te volgen. Dit bestaat uit basisonderwijs (klas 1-6), lager secundair onderwijs (klas 7-9), hoger secundair onderwijs (klas 10-12) en eventueel hoger onderwijs. Jongeren kunnen kiezen tussen openbare, niet-sektarische scholen, beheerd door het Ministerie van Nationaal Onderwijs (Kemdiknas), en religieuze (islamitische, christelijke, katholieke of boeddhistische) scholen, die semi-particulier of particulier gefinancierd worden en onder het beheer van het Ministerie van Religieuze Zaken vallen.

Meer dan twee jaar na de COVID-19-pandemie worstelen zowel studenten als docenten in Indonesië en de rest van de wereld nog steeds met een ernstige leercrisis. Een rapport uit juni 2022 van UNICEF, UNESCO, de Wereldbank en anderen onthult dat naar schatting 70 procent van de 10-jarigen wereldwijd niet in staat is om een eenvoudige tekst te begrijpen, tegenover 57 procent vóór de pandemie.

Foto van Ed Us via Unsplash

De nasleep van COVID-19.

Al vóór de COVID-19-pandemie presteerde het Indonesische onderwijssysteem onder de verwachtingen van het curriculum, met aanzienlijke verschillen in prestaties tussen geslachten, regio’s, kinderen met en zonder handicap, en andere gemarginaliseerde groepen. De meeste geteste leerlingen presteerden twee niveaus onder hun eigen klasniveau. Zo bleek dat leerlingen van groep 5 gemiddeld op het leesniveau van groep 3 zaten.

Onderzoek en veldonderzoeken wijzen uit dat een van de oorzaken hiervan een gebrek aan duidelijke leerdoelen vóór aanvang van onderwijsactiviteiten was. Zonder helderheid over de te bereiken doelstellingen hadden studenten en docenten onvoldoende richting binnen het leerproces. In sommige regio’s is er zelfs een toename in het aantal basisschoolleerlingen dat niet kan lezen bij aanvang van de schoolloopbaan.

De massale sluiting van scholen en het verlies van banen als gevolg van COVID-19 hebben deze situatie verergerd. Lagere prestaties komen sterker naar voren bij kwetsbare kinderen, waaronder kinderen uit gezinnen met lage inkomens, kinderen met een handicap en kinderen uit onderontwikkelde gebieden, die het grootste risico lopen om buiten het onderwijs te vallen.

Zelfs vóór de pandemie waren kinderhuwelijken al een probleem in sommige armere regio’s. Er zijn aanwijzingen dat het aantal kinderhuwelijken tijdens de pandemie toenam, omdat gezinnen met lage inkomens probeerden hun economische lasten te verlichten.

Kinderarbeid wordt nu vaker thuis of ter ondersteuning van het huishoudelijk inkomen verricht, bijvoorbeeld in de landbouw en visserij, omdat lockdown-maatregelen de kansen op werk verder beperkten.

Ook Indonesische kinderen met een handicap staan voor grote uitdagingen. Onderzoek heeft aangetoond dat de handicap van kinderen of hun ouders van invloed is op hun leerproces en op de kans dat ze naar school terugkeren.

Slechte onderwijsvoorzieningen en infrastructuur

Slechte voorzieningen in het onderwijs en daarboven de kwaliteit van de infrastructuur vormen een groot deel van de onderwijsuitdagingen in Indonesië. Ongeveer 75 procent van de Indonesische scholen ligt in rampgevoelige gebieden. Indonesië, dat bijna 800.000 vierkante mijl beslaat, is kwetsbaar voor aardbevingen, tsunami’s, harde wind, vulkaanuitbarstingen, aardverschuivingen en overstromingen.

Ongelijke toegang tot internet en verschillen in de bevoegdheid van leerkrachten en de kwaliteit van het onderwijs vormen eveneens grote uitdagingen bij de implementatie van afstandsonderwijs. Leren op afstand, vooral voor jonge kinderen en gezien de variatie in digitale toegang binnen het land, versterkt de ongelijkheid onder gemarginaliseerde kinderen.

Lage kwaliteit van leerkrachten

Een belangrijke oorzaak van de lage onderwijskwaliteit in Indonesië is de beperkte vaardigheid van de leerkrachten, wat vaak het gevolg is van het selectieproces. In plaats van een selectie gebaseerd op professionele onderwijzers, is het aanwervingsproces vaak gericht op het voldoen aan eisen van de ambtelijke sector.

Veel leerkrachten missen de professionaliteit om hun taken uit te voeren zoals omschreven in Artikel 39 van Wet nr. 20 van 2003: lessen plannen, uitvoeren, leerresultaten beoordelen, mentorschap en opleiding geven, onderzoek verrichten en bijdragen aan de gemeenschap.

Bij de aanwerving van leerkrachten binnen het overheidsapparaat worden doorgaans geen hoge eisen gesteld aan de didactische vaardigheden die een professionele leerkracht nodig heeft.

In een recent onderzoek scoorden docenten in het onderwijssysteem die de ‘Teacher Competency Test’ (UKG) aflegden, die hun vaardigheden in lesgeven en vakkennis test, vaak lager dan de minimale norm. Het onderzoek wijst verder uit dat een aanzienlijk aantal docenten niet voldoet aan de door de overheid gestelde normen qua opleiding: dit betreft 64,09% in het lager secundair onderwijs, 61,5% in het hoger secundair onderwijs, en 10,14% in het beroepsonderwijs.

Het leraarschap vraagt om complexe vaardigheden en een sterke motivatie om studenten te begeleiden. Tegelijkertijd ligt binnen het aanwervingsproces de nadruk op nationalisme en algemene kennis, niet op onderwijsvaardigheden.

Aankomende leerkrachten die bij de selectie van essentiële competenties het hoogst scoren, maken een schriftelijke toets over de inhoud van de vakken en lesmanagement, terwijl de professionele competentie als leerkracht niet beoordeeld wordt. In het algemeen kan de huidige aanwervingsprocedure in het ambtenarenproces niet de meest vaardige leerkrachten selecteren – de nadruk ligt op nationalisme en algemene kennis in plaats van op didactiek en passie.

In het onderwijs is een “roeping” essentieel voor een leraar: een sterke motivatie om kennis over te dragen en het potentieel van studenten te ontwikkelen. Zonder deze roeping is het moeilijk om een goede leerkracht te zijn.

Geschreven door Leticia Cox, Vertaald door Shoshanah Gerstenbluth

Verwijzingen

https://ijble.com/index.php/journal/article/view/64/71

https://www.unicef.org/eap/media/9326/file/Sit An – Indonesia case study.pdf

https://www.unicef.org/indonesia/education-and-adolescents

https://www.intechopen.com/chapters/81594

https://jakartaglobe.id/news/poor-quality-of-education-casts-shadow-on-indonesias-future-job-market

Foto omslag door Husniati Salma via Unsplash

Missing children of Dutch asylum shelters

By Mayeda Tayyab

In May 2024, Lost in Europe released the findings of their investigation into the disappearance of unaccompanied children in Europe. This investigation revealed that 51,433 children disappeared from refugee centres across Europe between 2021 and 2023, with Italy having the highest number of missing unaccompanied minors at 22,899 children (Van den Hof, 2024). Unfortunately, this is not the first time such a discovery has been done.

Netherlands:

15,404 unaccompanied refugee minors registered in the Netherlands in the last three years (Dutch News, 2024). 850 of these children have disappeared from asylum shelters without any trace (Van den Hof, 2024).

Before 2024:

This is not the first time the Dutch authorities have found themselves in this situation. In 2023, 360 minors had disappeared from refugee shelters in the Netherlands between 2022 and 2023, all of whom vanished from the Ter Apel reporting centre. That year, 4449 minors without parents or guardians had applied for asylum in the Netherlands (Dutch News, 2023).

Government response: 

The Human Rights Committee has asked the Dutch government to take urgent measures in investigating the trend of missing unaccompanied minors as well as addressing the root issues causing these disappearances. The Dutch government has also been asked to improve the quality of living standards and resources provided to children in the asylum shelters.

The Dutch national rapporteur on human trafficking, Hermann Bolhaar, has criticised the Dutch refugee system and the government for their lack of implementing any protective and safeguarding measures, given the urgency of the situation and the danger unaccompanied children are finding themselves in.

Dutch Student Loan Interest Rates Increase Sharply in 2024

https://www.iamexpat.nl/sites/default/files/styles/article_full_custom_user_full_hd_1x/public/student-loan-interest-rate-netherlands.jpg

by Inja van Soest

At the beginning of October, the Dutch government announced their decision to raise student loan interest rates to their highest level in 14 years. This announcement ignited controversy and many debates. From January 1, 2024, student loan interest rates are set to surge from 0.46 per cent to 2.56 per cent, as reported by the Dienst University Onderwijs (DUO), the government body responsible for student financial aid.

The sudden and significant increase in interest rates has left many current and former students stumbling, with widespread disagreement over the reasons behind this unexpected move. While some argue that the growth is a necessary adjustment, others contend it is a breach of trust, further compounding the financial burdens faced by students.

The Impact on Students

In response to this increase, students have voiced their frustration and disillusionment with protests, online discussions, and their professors. Many believe they are being unfairly targeted, especially considering that the government has recently eliminated student debt for new students. More and more students struggle to find affordable housing and pay immense amounts for rooms they are often not allowed to register at. Therefore, they miss out on possible governmental funding such as the reintroduced Basisbeurs, a government grant providing financial assistance to students to cover their educational expenses.

Different Perspectives

“It’s hard to comprehend why the government would choose to burden those of us who still have debt with this interest rate hike,” says Paul, a former student. The sentiment among these students is that the government has not been transparent about the implications of this increase. Usually, when wanting to loan money, there is a clear indicator to remind people that loaning money costs money. The typical logo is nowhere to be seen when looking for information about Dutch student loans.

https://weblog.independer.nl/pictures/geld-lenen-kost-geld-1.jpg

Conversely, some argue that the rate hike is reasonable, emphasising that everyone should know that borrowing inherently comes with interest costs. “They knew they were borrowing money, which comes with a price. Some say that students borrowed the money to finance parties and a luxurious lifestyle, while others used it to buy a house. Some say no one should be complaining as loaning money comes with the personal responsibility to be able to pay it back. They further argue that a student who pursues a meaningful and lucrative career can quickly repay their debt within the 15-year timeframe.

Whilst it is true that the student loan agreements depend on and are tied to the government’s borrowing costs, the interest rise has been coming. However, students feel like they have been cheated and are being cornered.

Government Response

Whilst Education Minister Robbert Dijkgraaf does acknowledge the concerns of students and the public, he assures that the rate adjustment is tailored to each student’s financial circumstances. He highlights that those with low incomes will have lower monthly repayments, aiming to ease the financial burden. Furthermore, Dijkgraaf believes that reintroducing the basic grant (Basisbeurs) and temporary assistance to counteract rising inflation and energy costs will financially relieve many students. However, as mentioned before, many cannot access help due to their living situation not officially registered.

The decision to raise interest rates comes after six years, during which student loan interest rates remained at 0 per cent. This was primarily due to the Dutch government’s ability to borrow funds at favourable rates in the capital market; however, the loan interest had to rise at some point due to rising interest rates.

The Feeling of Broken Promises

Van der Ham, a student herself, expresses profound disillusionment with the government’s actions amid this debate. She recalls that she believed in three critical conditions when she started borrowing. “The first was that your student debt would not affect your ability to secure a mortgage in the future,” van der Ham says in correspondence with NOS. Additionally, it was conveyed that the loan was favourable, with little to no interest.

Lastly, there was the impression that the income generated from the loan system would be reinvested in improving the quality of education. Van der Ham feels that none of these promises have materialised.

A law student, Jim Hiddink, shares similar sentiments, feeling that the situation is unjust. “When you begin borrowing, you agree with the government, but now the entire nature of that agreement is changing. The interest rate remained low, at most 0.5 per cent.”

In a letter sent by the outgoing Minister of Education, Dijkgraaf, to the Dutch Parliament in 2022, it was stated that there was never a promise to maintain a 0 per cent interest rate or that the size of a student’s debt would have no influence on their mortgage application. Previous ministers, including Jet Bussemaker, had, however, stressed that the consequences should remain limited and students should not develop a “fear of borrowing.” Which has now, unfortunately, become a reality for many.